Jan D. Swart: Niet storen, ik ga de Tour kijken

26 August 2020, 19:50 uur
Columns
mainImage

Heel lang keek ik naar de Tour de France voor de mooie beelden te midden van de geluidloosheid van het Franse landschap en ik vond de stem van mijn vriend Jean Nelissen daarin uitstekend passen. Het fietsen kon me gestolen worden.

De Tour had voor mij véél meer. Mooie vrouwen in bikini’s. Lippen met sjerpen en meehollende imbecielen. Kerken. Kathedralen. Pijpenstelen en een stekende zon.

Jean is dood. Ook de Kneet is dood. Mart nog niet, maar is veel te snel door mevrouw De Graaff vervangen, afijn, toch is de ronde van Frankrijk vanaf zaterdag opnieuw mijn gelukzalige wereld waarin ik mij verberg, ver weg van Rotterdam en de stank van de vuilniscontainers die dit college maar niet geleegd kunnen krijgen omdat GroenLinks het geld beheert.

De Tour is toeristique en romantiek. Eenvoud en menselijke maat. Geen BMW, Mercedes of Porsche, slechts nederige Skodastreepjes bij de finish. Ver weg van Kuzu, dr. Marina, circusfietsen en koppijn.

De Tour de France is de eeuwig levende Woutje Wagtmans in gesprek met Jan Cottaar. Het is de ronde van de 80-jarige Jan Jansen uit Nootdorp en van Hugo Koblet, die op de dag dat zijn mannequin Sonja van hem wilde scheiden zijn Alfa Romeo pakt en zich op 39-jarige leeftijd in de bergen van Zwitserland te pletter rijdt. Dat is de Tour. Ver weg van de Rotterdamse bouwmafia en hun gefantaseerde nieuwe Feyenoord-stadion.

Als het Duitse blad Stern Hugo Koblets weduwe jaren en jaren later 20.000 Mark biedt voor haar levensverhaal neemt mijn oude vriend Jean vanuit Maastricht de trein, spoort naar Zurich, koopt op het station een bosje bloemen en gaat voor een tientje met het verhaal aan de haal. Jean had het óók – het Buenos Noches di amor. Het lied van de Tour. Dalida, kort voor het slapen gaan. Ver weg van rammelende gouden kettingen, rellende Marokkaanse jeugd, die stinkende netsfokkers, en getatoeëerde vleeswaren. Alles is rank in de Tour. Niet of nauwelijks borsthaar.

Tourrenners hangen zelfs hun blanke sabels boven eco-toiletten in geparkeerde campers. De urine van de mooie Peter Sagan wordt opgevist en in een flesje bewaard.

De Tour, dat zijn de toeristen die drie weken lang met zweetvlekken op polo’s en broeken met vloekende kleuren zwaaiend met geveldoeken mijn Tourmiddagen tot een feest maken, nu met mondkapjes op.

Totdat ongetwijfeld weer die ene dag komt dat Bouke Mollema zich naar de gallemiezen rijdt. ’s Avonds zegt hij dan: kut. Duidelijk. Alles omvattend. Een gezonde Groningse jongen, drie weken van huis, ballen zo zwaar als lood, en dan ineens, zoals vier jaar geleden, in de rij der wachtenden kukelend van 2 naar 10: kut. Het ging door merg en been. Het klonk alsof zijn ballen door de Rotterdamse mobiliteistwethouder waren afgebeten. Bouke ontnam het laatste restje poezige aan de oorspronkelijke betekenis en nergens in Holland was drie weken langs de geslachtsdaad meer een echte triomf.

Maar het bleef onze Tour. De Tour van Jean, de Kneet, Tom Dumoulin en Peter Sagan, ver weg van het stadhuis in Rotterdam.

Zaterdag is het zover. Niet meer storen dus.