Twee seizoenen was hij trainer van Barendrecht. In zijn eerste jaar werd de competitie vanwege corona voortijdig beëindigd. In het tweede jaar werd de competitie wel uitgespeeld, na een onderbreking van een paar maanden. Aan het einde van dat tweede seizoen scheidden de wegen zich. Richard Elzinga is nu dus geen trainer meer op sportpark De Bongerd. ‘Misschien had ik eerder al moeten stoppen bij Barendrecht’, had hij zich al eens aan VoetbalRotterdan laten ontvallen.
Vertel eens hoe als trainer bij Barendrecht terechtgekomen bent.
Richard: ‘Bij alle clubs waar ik trainer geweest ben, bij Papendrecht, bij DBGC en bij ’s-Gravenzande, hield ik mijn spelers altijd voor dat ze ambitie moeten hebben, dat ze hogerop willen. Ambitie heb ik namelijk zelf ook altijd gehad. Bij al mijn vorige clubs heb ik altijd gezegd dat ik ooit trainer van Barendrecht wilde worden. Die club vond ik als trainer namelijk het hoogst haalbare in deze regio. Barendrecht is een club van naam, voetbalt altijd op een hoog niveau en daarom is het altijd mijn ambitie geweest bij die club trainer te worden. Dat stond ook letterlijk in het contract dat ik had bij ’s-Gravenzande, mijn vorige club. Ik was daar na eerder twee keer voor één seizoen getekend te hebben een nieuw contract aangegaan voor twee seizoenen, maar dan wel met de afspraak om na een jaar te evalueren of de samenwerking nog wel naar wens voor beide partijen is en dat we niet aan elkaar vast zitten mocht dat niet het geval zijn. In dat nieuwe contract voor twee seizoenen had ik ook de clausule laten opnemen dat wanneer Barendrecht zich zou melden, ik onder dat contract uit zou kunnen. En laat Barendrecht zich nu melden toen ik bij ’s-Gravenzande nog één jaar voor de boeg had.’
Waarom wilde Barendrecht jou hebben als trainer?
Richard: ‘Ze vertelden me dat ze me al langer volgden. Het eerste gesprek was bij voorzitter Martin Seltenrijch thuis, samen met bestuurslid voetbaltechnische zaken Gert van der Wal. Inhoudelijk werd er niet zoveel besproken. Het was een kort, maar fijn gesprek. Een dag later kreeg ik een telefoontje dat ze een goede indruk hadden gekregen en dat er een tweede gesprek zou volgen. Ook dat was kort. De eerste zin van dat tweede gesprek was dat ze me graag als trainer wilden hebben. We waren er snel uit, ook wat betreft de centjes. Ik heb zelfs geld ingeleverd om bij Barendrecht aan de slag te gaan. Bij ’s-Gravenzande verdiende ik meer.’
Waarom heb je geld ingeleverd?
Richard: ‘Omdat Barendrecht dichtbij is. Ik woon zelf in Barendrecht en kan met de fiets naar de club. Naar ’s-Gravenzande was het verder weg en de tijd die ik daarmee kwijt was, was verrekend in de vergoeding die ik daar kreeg. Maar geld is niet de drijfveer dat ik trainer ben. Ik moet bij een club een goed gevoel hebben, dat vind ik veel belangrijker.’
Had je een goed gevoel bij Barendrecht toen je begon?
Richard: ‘Op de allereerste training in het eerste seizoen stonden er trouwens geen doelen op het veld. ‘Waar zijn de doelen’, vroeg ik stomverbaasd. ‘Die zijn er nog niet’, was het antwoord. Achteraf gezien had dat al een eerste indicatie moeten zijn, maar toen wist ik nog niet wat ik nu wel weet. Van te voren had ik me niet heel goed verdiept in de club. Ik was veel te blij dat ik trainer van Barendrecht was geworden, de club van mijn dromen, de club waarvan ik al heel lang graag trainer wilde zijn. Daar zou alles wel heel goed geregeld zijn, zo nam ik aan. Vanwege dat vroegtijdig stilleggen van de competitie in dat eerste jaar, met slechts één gespeelde thuiswedstrijd waarbij niet iedereen aanwezig mocht zijn van de overheid, had ik nog geen indruk. Ik had niet goed kennis kunnen maken met de mensen van de club. Niet met de sponsoren, niet met de supporters en ook niet met de mensen eromheen. Wat ik wel wist was dat de club besloten had het tweede elftal op te heffen en in plaats daarvan met een Onder 23 te beginnen. Dat was al besloten voordat ik trainer van Barendrecht werd. Maar ook dat elftal mocht vanwege corona niet voetballen. Alles was stilgelegd. Tijdens dat eerste seizoen hebben we om de tafel gezeten, maar veel was er natuurlijk niet van te zeggen. ’t Echte in de samenwerking hadden we nog niet van elkaar gezien. We spraken wel af dat ik ook in het seizoen 2021-2022 trainer van Barendrecht zou zijn. Daar waren we in 20 minuten wel uit. Er waren wel een paar dingetjes die beter konden, maar dat weten we vooral aan de corona. We hoopten dat er in mijn tweede jaar bij de club wel gevoetbald mocht worden.’
Hoe was jouw indruk tijdens het tweede seizoen?
Richard: ‘Niet zo’n beste. Je hoopt bij een grote club als Barendrecht in een perfecte organisatie terecht te komen, maar dat was niet het geval. Er waren veel dingen die in mijn ogen niet goed geregeld waren, dingen die beter konden.’
Richard: ‘Voorbeelden kan ik niet geven, want dan zou ik mensen die hun ziel en zaligheid leggen in de club beschadigen en dat wil ik niet. Die mensen doen hun best, maar ze zijn eigenlijk teveel supporter. Laten we maar zeggen dat het qua organisatie niet professioneel genoeg was. Daar zeg ik niets geks mee, want intern heb ik dat natuurlijk wel een paar keer aangegeven. Ik ben geen trainer die mensen meebrengt als hij ergens aan de slag gaat. Ik ben ook geen trainer die een hele club gaat runnen. Ik wil als trainer in een goede structuur terecht komen, waar de randvoorwaarden oké zijn zodat je je bezig kunt houden met trainingen en wedstrijden, maar dat was dus bij Barendrecht niet het geval. Ook was er wat betreft de samenstelling van de selecte niet heel veel mogelijk, ook financieel niet. De insteek van de club was om het meer met eigen, zelf opgeleide spelers te gaan doen, vandaar ook die Onder 23. Maar dat liep niet goed, bleek al snel. Ik had een groep van 20 spelers, waarvan 9 of 10 van een hoog niveau. De jongens die daarachter zaten waren echt nog niet klaar voor derde divisieniveau. Dat verschil was groot, te groot. Daardoor was er niet of nauwelijks concurrentie. De vaste groep moest er iedere week maar weer staan, zelfs toen we wekenlang zowel op zaterdag als op dinsdag moesten voetballen en dan gaan schorsingen of blessures gelijk parten spelen. Die andere jongens konden ook niet in het tweede voetballen, want dat elftal was er niet meer. En voor de Onder 23 waren sommigen te oud. Ook spelers die van een blessure terugkwamen hadden zo geen mogelijkheid om wedstrijdfit te worden, want wedstrijden waarin ze weer speelminuten zou kunnen maken, waren er niet. De club had daarvoor gekozen, invloed daarop had ik niet omdat ik toen nog geen trainer van Barendrecht was en in mijn eerste seizoen hadden we dat zo niet kunnen ervaren omdat de competitie vroegtijdig beëindigd werd. Maar afgelopen seizoen kwam het allemaal wel aan het licht. Er waren bij Barendrecht te veel voetballers die te weinig speelden en een oplossing daarvoor was er niet. Voeg daar nog bij dat het wat betreft de organisatie om het elftal heen in mijn ogen ook niet helemaal snor zat en je snapt dat zoiets dan begint te knagen. Bij mij in ieder geval wel. Druk om te strijden voor een hoge plaats op de ranglijst of voor het behalen van een periodetitel of zo is er vanuit het bestuur nooit opgelegd, maar druk ging ik wel steeds meer ervaren. Druk die ik mezelf oplegde, want ik voelde me er wel verantwoordelijk voor en ik wilde dat alles goed geregeld zou zijn. En dat was niet het geval. Dat kostte me veel energie, want je liep er steeds over na te denken. Voetbal zit bij mij namelijk 24 uur per dag in mijn hoofd, dus je bent er heel de dag mee bezig. Dat begon me zelfs tegen te staan. Ik heb het als trainer nooit gehad, maar er kwam een tijd dat ik met tegenzin naar de training ging. Niet vanwege de spelers, want met hen had ik een prima band en nu nog altijd, maar wel omdat ik wist dat er dan weer iets zou zijn waar ik me aan zou ergeren. En daar werd ik niet vrolijk van en ook thuis hebben ze dat echt wel gemerkt. Ik heb vroeg in het seizoen op het punt gestaan om misschien wel te stoppen als trainer van Barendrecht, maar toen stonden we er op de ranglijst niet zo goed voor. Als ik toen zou opstappen zou dat beschouwd kunnen worden dat ik een wegloper was, iemand die de boel in de steek liet. En een wegloper ben ik niet.’
Waarom ben je tussentijds niet opgestapt bij Barendrecht?
Richard: ‘Omdat ik mijn assistenten en mijn keeperstrainer en ook mijn spelers niet in de steek wilde laten. Ik houd van mijn spelers, voor hen heb ik het seizoen afgemaakt. Maar ik heb wel in een vroegtijdig stadium bij het bestuur aangegeven dat ik er bij Barendrecht geen derde jaar als trainer aan wilde vastplakken. Toen ik dat in een gesprek te kennen gaf, was de reactie van de voorzitter dat ze dat jammer vonden. Een week later vertelde de voorzitter het aan de spelers. Hij zei er toen bij dat de club ook besloten had dat ze niet met mij verder wilden. Tegen mij was zoiets nooit eerder gezegd. Vroeger zou ik bij zoiets ontploft zijn, maar mijn wilde haren zijn er inmiddels wel af. Ik heb mijn spelers later die avond op het veld verteld hoe de vork in de steel zat, maar ben er op de club verder niet op terug gekomen. Het is goed zo. In de voetballerij gebeuren dat soort dingen. Daar moeten we niet spastisch over doen.’
Hoe kijk je terug op je twee jaar bij Barendrecht?
Richard: ‘Over de dingen eromheen heb ik zojuist al veel verteld. Maar met de spelers en met mijn staf was het prima werken en ik heb op de club veel nieuwe, leuke mensen leren kennen. Daar kijk ik met veel plezier en voldoening op terug. Ook wat betreft het voetbal dat we gespeeld hebben ben ik tevreden. We hebben vaak attractief en aanvallend voetbal laten zien, voetbal zoals het mij voor ogen staat. Veel beweging, hoog drukken zetten. We hebben veel wedstrijden gespeeld waarin we dominant waren en in onze afdeling zijn wij de ploeg die het vaakst gescoord heeft. Daar ben ik heel tevreden over, trots ook. Wij hebben het 100 procent goed gedaan, er samen het maximale uitgehaald. Ik vind wel dat ik me beter had moeten verdiepen hoe het intern bij Barendrecht organisatorisch in elkaar steekt. Maar dat is achteraf gepraat. Dat zeg ik nu. Twee jaar geleden was ik zo blij dat ik bij die club trainer kon worden, dat ik dat niet goed genoeg bekeken heb. Dat is een fout die ik gemaakt heb en dat neem ik mezelf wel kwalijk.’
Door: VoetbalRotterdam/Jan Schoonen