Per 1 januari 2022 is de Wet inburgering veranderd. Alle nieuwkomers zijn verplicht deel te nemen aan het inburgeringstraject. Waar voorheen de overheid een leidende rol had en verantwoordelijk was voor het inburgeren van nieuwkomers in Nederland, was de verantwoordelijkheid te voldoen aan de inburgeringsplicht verschoven naar de nieuwkomers zelf. Met de nieuwe Wet Inburgering is een gemeente, zoals Barendrecht, nu verantwoordelijk voor de begeleiding en ondersteuning van inburgeringsplichtigen gedurende hun inburgering. Dit betekent dat inburgeringsplichtigen niet langer zelf verantwoordelijk zijn voor het kiezen van een taalschool.
De PvdA Barendrecht heeft directe signalen gekregen vanuit het opleidingsveld dat cursussen stopgezet worden omdat het geld op is, de kwaliteit van de gegeven inburgeringscursussen niet altijd goed is met als gevolg dat er geen adequate begeleiding geboden wordt aan een deel van de nieuwkomers. Hierdoor zijn de nieuwkomers genoodzaakt extra hulp in te schakelen door vrijwilligers, willen zij slagen voor hun inburgering. Er is onvoldoende materiaal beschikbaar voor die vrijwilligers om fysiek te oefenen.
In het kader van de hiervoor genoemde signalen heeft de fractie van de PvdA in de persoon van Tina Jakoeb een aantal vragen aan de wethouder:
1. Hoe komt het dat er te weinig geld is voor de opleidingen? Immers, de gemeente is verplicht deze te faciliteren.
2. Is de wethouder bekend met het probleem dat mensen in juli al op een wachtlijst staan voor onderwijs omdat het geld op is? Betekent dit dat deze mensen pas in januari 2023 naar school mogen?
Het keurmerk ‘Blik op Werk’ verifieert of taalopleidingen voldoende zijn. Echter er staat op hun website dat zij geen onderzoek doen naar de kwaliteit van de dienstverlening die geboden wordt door de keurmerkhouders en licentienemers.[1]
3. Heeft de wethouder zicht op de partijen die in gemeente Barendrecht inburgeringscursussen aanbieden?
4. Weet de wethouder welke partijen voorzien zijn van een kwaliteitskeurmerk?
5. Is er een onafhankelijke instantie die de opleidingsinstanties controleert op hun kwaliteit? Denk hierbij aan controle op intakegesprekken om bijvoorbeeld niveauverschillen in één groep te voorkomen maar ook controle op hoe vaak fysieke cursussen of een combinatie van fysiek en online samen worden aangeboden?
6. Hoe waarborgt de wethouder dat opleidingsinstanties, ondanks het hebben van een keurmerk, kwalitatief goed presteren?
7. In hoeverre kan de wethouder hier een proactieve rol in aannemen aangezien het een kwetsbare groep mensen betreft die niet altijd weten hoe processen binnen de gemeente verlopen en waar zij recht op hebben.
8. Is er een meldpunt/loket waar nieuwkomers hun beklag kunnen doen als de cursus ondermaats is? Zo ja, hoe wordt er met de meldingen omgegaan?
9. Is de wethouder bekend met het feit dat er onvoldoende materiaal beschikbaar is voor vrijwilligers om nieuwkomers die nog moeten wachten op regulier onderwijs te kunnen begeleiden?