Telegrambesteller der PTT

2 June 2023, 09:01 uur
Columns
mainImage

Onze kleindochter is voor het eerst gaan werken. Ze staat achter de balie van de snackbar op onze camping. We hebben trots van een afstand naar haar staan kijken. Terug op ons terras kwam mijn eerste werkervaring opborrelen uit het moeras van mijn verleden.

Eén augustus 1961 was voor mij een bijzondere datum. Vanaf die dag mocht ik betaald werk doen! In mijn geval vakantiewerk. Ik was veertien jaar oud en moest nog twintig centimeter groeien.
Mijn ouders kenden via het bridge een hotemetoot bij de toenmalige PTT en zo werd ik telegrambesteller. Nerveus meldde ik me bij de hoofdingang op de Coolsingel, waar ik door een meewarig met zijn hoofd schuddende portier verwezen werd naar een zij-ingang aan de Meentzijde.

''Zo joh, pas jij wel op de fiets?’’, kreeg ik te horen na mijn aankondiging dat ik kwam werken. ''Ga er maar één uitzoeken.”
Gelukkig stond er een damesfiets, waar ik goed mee uit de voeten kon.

Daarna naast mijn nieuwe collega’s op een lange houten bank wachten tot ik opgeroepen werd. ''Avenue Concordia binnen 20 minuten,” was de oproep voor mijn eerste telegram. ''Je moet binnen twintig minuten terug zijn, want het wordt ‘druk’, vertelde een jongen van een paar jaar ouder me.

Direct de Avenue opzoeken op een grote kaart van de stad en op weg. Zo heb ik binnen twee weken heel Rotterdam leren kennen. Het waren niet alleen telegrammen, maar ook spoedbrieven voor kantoren.

Hiërarchie

Hoe het afleveren ging, wist ik niet, dus ik riep gewoon ''PTT telegram!” Meestal was dat voldoende, maar op sommige scheepvaartkantoren werd ik doorverwezen naar de postkamer, alwaar ik soms laatdunkend werd opgenomen door de daar aanwezige kantoorklerken, die met een hoofdknik of handgebaar naar een postbakje wezen. ''Ze worden met de dag jonger,” hoorde ik er eentje tegen zijn collega zeggen.

Op de Coolsingel, waar het niet altijd druk was, leerde ik snel de hiërarchie kennen. Wij vakantiewerkers stonden helemaal onderaan de ladder en de vaste PTT-ers - herkenbaar aan hun uniform met rode biezen - stonden bovenaan.
Zij hadden ook bepaalde privileges. Zo mochten ze, als er vrijwel niets te doen was, ons vakantiekrachten hún beurt doorgeven en ook hadden zij het recht om de gelukstelegrammen te bezorgen. ”Krijg je de meeste fooi,” werd me ter verduidelijking toevertrouwd.

Fooi

Mijn eerste gelukstelegram - er waren geen uniformen aanwezig - schepte dan ook grote verwachting, maar helaas, in de feestzaal bij de Van Nelle-fabriek had men geen oog voor de besteller en werd het telegram uit mijn handen gegrist.
Met die fooi viel het dus wel mee.

Op een dag kreeg ik een telegram voor de Ruilstraat in West. Ik belde beneden aan en riep, toen de deur met een touw opengetrokken werd, hard: ''Telegram.”
Nou was het de bedoeling dat ik de trap op naar boven zou lopen, maar ik bleef rustig beneden wachten tot ik een oud vrouwtje stapje voor stapje naar beneden zag schuifelen. Snel kwam ik haar een paar treden tegemoet en overhandigde het telegram.
''Hier jongen,” zei ze en drukte me een dubbeltje in mijn hand. Mijn kaken werden van schaamte bijna net zo rood als de bies op mijn veel te grote uniformjas, die ik had mogen lenen om me enigszins tegen de regen te beschermen en die me dus onverwacht de status van echte PTT-er gaf.

Te grote uniformjas

Omdat het niet druk was fietste ik snel even langs ons huis aan de Mathenesserweg, omdat ik mijn moeder trots mijn PTT-jas wilde laten zien. Haar schaterlach stelde me teleur. ''Vraag maar of je hem mee mag nemen, want je vader wil hem ook graag zien”, zei ze.
Gelukkig mocht het en ook mijn vader barstte in lachen uit, maar ik verkreeg door mijn jas een bijzonder voorrecht: als telegrambesteller mocht ik in kantoren met de lift! Een feest begin jaren zestig.
Alle jongens uit mijn buurt wilden met de lift in de nieuwe flats aan de Gijsinglaan, maar werden daar door de bewoners weggejaagd. De PTT-jas gaf mij echter de bijzondere status ongehinderd voortdurend van beneden naar boven en vice versa te gaan, dat tot grote afgunst van mijn vrienden leidde.

Nadeel

De uniformjas bleek ook een nadeel te hebben. Op een regenachtige middag fietste ik door een zijstraat op het Noordereiland toen een man me toeriep: ”Hé PTT-er, kom eens hier?”
Trots op de mondelinge erkenning dat ik lid was van het keurcorps der posterijen stapte ik af en liep naar hem toe.
''Wat staat hier?’’, beet hij me toe nadat hij op een cijfer op de rode brievenbus gewezen had.
''Vier uur meneer,” antwoordde ik.
''En hoe laat is het nu?’’
''Half vijf meneer.”
''Dus die bus had al een half uur geleden gelicht moeten worden!”
''Daar ga ik niet over meneer, ik ben telegrambesteller.”

Hij keek me misprijzend aan en verzuchtte: ''Ach ik wil alleen maar zeggen dat jullie PTT-ers allemaal een stelletje roetpoetsers zijn!”